Hoe Sylvia Robinson de hiphop op de kaart zette met Rappers’ Delight

Toen Chic-gitarist Nile Rodgers in 1979 een Newyorkse club binnenkwam, hoorde hij op de speakers de baslijn van zijn eigen hit Good Times. Om precies te zijn: niet het hele nummer, maar alleen een paar maten. En die werden steeds herhaald.

Toen hij de volgende dag contact zocht met de makers, glom hij van trots. Wat was er aan de hand? Hij maakte de geboorte mee van een muziekstroming die de wereld zou veranderen.

Rap en subcultuur

Rond 1973 dansten scholieren in de New Yorkse wijk The Bronx op de muziek. Ze namen hun ghettoblasters mee naar de stadspleinen en basketball courts.

Uit onvrede met de bestaande muziek vroegen de breakdancers aan bevriende muzikanten om wat muziek in elkaar te knutselen. Het begin van sampling: stukjes uit bestaande muziek knippen en daar nieuwe nummers van maken.

De dansers en muzikanten kregen gezelschap van rappers en MC’s. Zij gingen freestylen: zingend en pratend improviseren op de beat, als feestelijke aanmoediging voor de dansers.

Zo ontstond een bepaalde dialoog, een eigen vocabulaire vol straattermen, muzikale slang en andere gesproken shouts en riffs.

Hiphop was geboren. Met dans, muziek en rap groeide het uit tot een subcultuur. Een sociaal event met een eigen onderstroom, eigen rituelen en een eigen dresscode.

Was het een reactie op het opgebrande vuur van de disco? Was het een reactie op de punk? Later zouden de teksten veel maatschappijkritischer worden.

Lees ook hoe producer J Dilla drumcomputers kon laten swingen.

Sylvia Robinson

Producer Sylvia Robinson zag wel wat in de nieuwe muziek.

Zelf had ze als zangeres in 1973 een hit gehad met Pillow Talk. Nu stond ze aan de wieg van het nieuwe label Sugar Hill Records, dat ze runde met haar man Joe.

Er was één probleempje met de jonge rappers: ze wilden alleen optreden in de clubs, niet in de studio. Robinson kreeg ze niet voor de microfoon.

Ze benaderde The Sugarhill Gang uit New Jersey, bestaande uit Big Bank Hank, Wondermike en Master Gee.

Dat trio wilde wel de studio in. Maar wát ze daar precies zouden doen en hoelang, wist nog niemand.

‘I’ve got these kids who are going to talk real fast over it’ — Sylvia Robinson

Rappers’ Delight

De muzikanten van Sugar Hill Records waren gewend om een kwartier lang precies dezelfde partij te spelen, zonder één fout te maken. Voor Rappers’ Delight was bassist Chip Shearin ingehuurd. Hij weet het nog: hij was zeventien en kreeg 70 dollar voor het inspelen van de track.

Op de muziek konden de rappers dan freestylen. En dat deden de rappers, het hele kwartier lang. Maar om op de radio te kunnen worden gedraaid als single, moest de lengte worden teruggebracht tot drie minuten.

Hiphop

Toen de hit Rappers’ Delight uitkwam, waren Grandmaster Flash, Kurtis Blow, Melle Mel, Cowboy, Kid Creole, Scorpio, Rahiem en Kool Moe Dee natuurlijk ook al jaren bezig. De eerste verhalen spreken van 1977. Hiphop was nog underground. Nog onbekend bij de massa, nog ongehoord in de hitlijsten.

Maar in september 1979 deed de The Mother of Hip Hop wat niemand nog had gedaan: de muziek opnemen, uitbrengen en zorgen dat het op de radio werd gedraaid. Rappers’ Delight was het eerste rapnummer dat een top 40 hit werd in de Billboard Hot 100; er werden 10 miljoen exemplaren van verkocht.

Robinson was erin geslaagd om rap en hiphop te introduceren bij het grote publiek. Het begin van iets heel moois en heel groots.

Hoe Sylvia Robinson de weg vrijmaakte voor hiphop
tom beek (c) hans reitzema

Tom Beek, saxofonist, tekstschrijver, webdesigner en fotograaf. Onregelmatig op Twitter en Instagram. Eindredacteur Jazz Bulletin. Nerd/helpdesk/detective. Gek op jazz, koffie en camera's. Ruikt aan boeken.

Plaats een reactie